Darkness in El Dorado Controversy - Archived Document


Internet Source: N R C Boeken, December 29, 2000
Source URL (Archive.org): http://www.nrc.nl/W2/Nieuws/2000/12/29/Vp/bk3.html

Patrick Tierney: Darkness in El Dorado. How Scientists and Journalists Devastated the Amazon. Norton, 416 blz. ƒ82,45

Patrick Tierney en de Yanomamö-indianen: Duisternis over de Amazone

Arij Ouweneel

Hoe betrouwbaar is Patrick Tierney? Onder Amerikaanse wetenschappers is commotie ontstaan over een boek waarin deze journalist antropologen beticht van wangedrag in het Amazonegebied. Vooral Napoleon Chagnon ging er tekeer als een wildeman. Verder bevat het boek veel tendentieus leeswerk.

Controverses zijn in de wetenschap aan de orde van de dag, en helpen die wetenschap ook vaak vooruit. Maar met zijn omstreden boek Darkness in El Dorado over het 'verwoestende' werk van antropologen in het Amazone-gebied schiet de journalist Patrick Tierney veel te ver door. Op internet is nu een spel ontstaan wie de meeste 'feiten' in het boek als vals kan ontmaskeren; anderen spelen om de vraag wie de meeste verkeerde citaten en bronvermeldingen kan vinden. Inmiddels lijkt het of er geen feit klopt en geen referentie juist is. De Amerikaanse antropologische vereniging onderzoekt Tierney's beschuldigingen, waarvan de resultaten begin volgend jaar worden verwacht. Deze krant wijdde een uitvoerig artikel aan de zaak (Wetenschap & Onderwijs, 9.12.00).

Waar gaat het om? Tierney, journalist en activist, beticht de beroemde - en al jaren omstreden - antropoloog Napoleon A. Chagnon en diens oudere collega, de geneticus James Neel, van volkerenmoord op de Yanomamö (ook wel: Yanomami). De twee zouden in 1968 een mazelenepidemie onder hen hebben veroorzaakt of verergerd, wellicht zelfs met het oogmerk genetische theorieën te testen. Op die beschuldiging is inmiddels zo fel gereageerd, ook door tegenstanders van Chagnon, dat ze volstrekt niet meer standhoudt. Zelfs de antropoloog Terence Turner, vroeger Tierney's steun en toeverlaat (en bron), die Chagnon schijnt te haten, liet hem vallen. Zijn boek is wel tamelijk positief besproken in enkele Amerikaanse kranten, zoals The New York Times, The Washington Post en The Los Angeles Times. Ze zien het vooral als een ernstig te nemen aanklacht tegen de methodes en praktijken van Chagnon. Ook Tierney zelf tracht zich staande te houden door de aandacht te verleggen naar een 'breder' uitgangspunt dan alleen die van de al dan niet opzettelijke volkerenmoord, onder meer op de website van zijn uitgever Norton.

Noest leeswerk

Afgezien van de mazelenepidemie vraagt Tierney aandacht voor het wetenschappelijke onderzoek van Chagnon en diens persoonlijke gedrag in het Amazonegebied. Wat het onderzoek betreft: Chagnon dichtte de Yanomamö in zijn klassieke studie Yanomamö (1968) en latere artikelen een mannelijke bravoure toe die Tierney bestrijdt. Chagnon stelde dat Yanomamö-mannen die veel vijanden hadden gedood méér vrouwen en kinderen zouden hebben dan anderen.

Na een week vol zware studie in het werk van Chagnon, op zoek naar verborgen gegevens, meende Tierney dit te kunnen ontkrachten. Hij concludeert dat Chagnon overdreef door per man een gemiddelde van ongeveer vijf vrouwen te identificeren, terwijl de mannen er volgens Tierney's noeste leeswerk zelden meer dan twee hadden. De hoge cijfers, 'onthult' hij, zouden komen door het meerekenen van ex-echtgenoten en gestorven vrouwen. Maar waarom zulk noest speurwerk? In Appendix B van een latere druk van Chagnons boek (1974, deze editie staat ook vermeld in Tierney's bibliografie) staan de cijfers heel simpel en overzichtelijk gerubriceerd. Dit kost niet meer dan een paar minuten bladeren. Tevens staat er dat de hoge cijfers inclusief overleden en gescheiden partners zijn. Kortom, Chagnons conclusie was dezelfde als die van Tierney. Is die dan zó'n slechte lezer?

Met het aanhalen van zulke voorbeelden van slecht of selectief lezen, en van Tierney's suggestieve retoriek, zou ik pagina's lang kunnen doorgaan. Nog één voorbeeld. Tierney las Mark Ritchie's boek Spirit of the Rainforest (1995). Hij citeert het om aan te tonen dat een Franse antropoloog de Yanomamö gebruikte voor homoseksuele pleziertjes. Ik moest nogal zoeken in Ritchie's boek om dit te vinden (verspreid over de zeven pagina's 142-149). Wat zich wel onmiddellijk opdringt is het levensverhaal van een indiaan, 'Jungleman'. Deze 'Jungleman' spreekt hoofdstuk na hoofdstuk over zijn eigen heldendaden in de oorlogen tussen Yanomamö-dorpen, inclusief het ontvoeren en verkrachten van vrouwen en het vermoorden van kinderen. De beschrijvingen zijn te gruwelijk om na te vertellen. De vraag is nu waarom Tierney wel op Ritchie vertrouwt voor diens aanval op de Fransman, maar niet voor diens bespreking van het geweld onder de Yanomamö?

Overigens is de bravoure van de Yanomamö allerminst een ontdekking van Chagnon. Hij pretendeert dat ook niet. Anderen die vóór hem in het Amazonegebied rondliepen hadden al gewezen op de frequente oorlogvoering en het grote geweld in de indiaanse wereld. En dit in steviger bewoordingen dan Chagnon ooit zou doen. De Canadese socioloog en voormalig missionaris John Peters schrijft in Life Among the Yanomami (1998): 'Violence seems always just a breath away in all Yanomami relations, whether husband and daughter, husband and wife, and brother to brother, or between villages or host and guest.'

Tierney citeert Peters evenwel opmerkelijk genoeg als medestander om te kunnen aantonen dat de Yanomamö niet gewelddadig zouden zijn. Het gaat weliswaar om andere citaten van Peters - ook verdraaid weergegeven trouwens - maar heeft Tierney deze conclusie dan niet gelezen? En alle voorbeelden die de Canadees geeft? Bovendien dateert het veldwerk van Peters uit de late jaren vijftig, vóór de komst van Chagnon, en dus kan Chagnon ook niet de aanstichter van het geweld zijn geweest, zoals Tierney beweert.

De vraag is dan, wat hier aan de hand is. Er lijkt sprake van boze opzet. Nu heeft Napoleon Chagnon in de loop der jaren nogal wat critici gekregen en vijanden gemaakt. De antropoloog Marshall Sahlins, die Tierney's boek voor The Washington Post besprak, noemt Chagnon bijvoorbeeld 'schuldig maar niet conform de aanklacht'. Chagnons Yanomamö: The Last Days of Eden (1991) - hier vertaald als Yanomamö, de nadagen van het paradijs (1992) - wordt over het algemeen nog geprezen. De auteur combineert een soort spannend 'Indiana Jones'-verhaal met voor de leek begrijpelijke gegevens over het leven in het regenwoud. Hij betrekt de lezer als het ware in zijn etnografische onderzoek. Hij constateert onder de indianen een overgang van een leven in het regenwoud als jager/verzamelaar naar tuinbouwers, en een ondergeschikte rol van de vrouwen in de door mannetjesputters geleide dorpen. Zijn beschrijvingen van de beslommeringen van het dagelijkse leven zijn leerzaam, onderhoudend en soms grappig. Wat mij ook na selectieve herlezing in zijn boek weer opviel, was dat de Yanomamö vooral als mensen zijn beschreven, met al hun deugden en ondeugden, en niet als halve heiligen of grote kinderen.

Niettemin, Chagnons opmerkelijke verklaring voor het geweld - oorlog zou de Yanomamö in de genen zitten - wordt nog altijd aangevochten. Andere antropologen hebben op diverse mogelijke andere oorzaken gewezen: voedselgebrek, overbevolking, de schaarste aan bronnen in het woud in een tijd van een toenemende aanslag op het gebied door buitenstaanders. Chagnon gaat deze discussie niet uit de weg, maar stelt zich in zijn geschriften wel irritant fel op. Het heeft geleid tot een hoogoplopende controverse over zijn werk binnen de sterk gepolitiseerde Amerikaanse antropologie.

Keerzijde

En er is een keerzijde aan zijn onderzoek in het veld. Chagnon was niet naar het regenwoud gegaan om het leven van de Yanomamö in het algemeen te beschrijven maar om hun verwantschapsrelaties in kaart te brengen. Dat lukte hem niet. Om zijn gegevens toch te verkrijgen ging hij vervolgens tekeer als een dolle hond. Hij dwong mensen DNA af te staan, kocht kinderen om en respecteerde geen enkel cultureel taboe. In korte tijd holde hij van dorp naar dorp om aan zijn informatie te komen. Uiteindelijk, in tijdnood gekomen, gebruikte hij in de jaren tachtig een helikopter en associeerde zich om toegang te krijgen tot zijn onderzoeksgebied met corrupte Venezolaanse figuren en machthebbers.

Dit bruuske cowboy-gedrag vol machtsmisbruik, omkoperij en overvaltechnieken bezorgde hem een slechte naam onder de indianen. Alleen, dit was allemaal al bekend en is in diverse artikelen beter beschreven dan Tierney nu heeft gedaan. Kortom, om de onderzoeksethiek van Chagnon ter verantwoording te roepen is Darkness in El Dorado niet nodig. Integendeel, Chagnon kan nu van de weeromstuit de sympathie terugwinnen die hij had verspeeld.

De verklaring van Tierney's aanpak moeten we mogelijk zoeken in een wel heel traditionele opstelling ten aanzien van de indianen. Telkens opnieuw schildert Tierney hen af als slachtoffers van Chagnon, Neel of andere boosaardige westerlingen. De indianen kunnen zich niet weren tegen de spelletjes van deze 'kolonisatoren'. Tierney kiest zonder dralen de zijde van de fanatieksten onder de indianenbeschermers en meet zich hun paternalistische houding aan.

Dat klinkt een beetje als Max Havelaar en Bartolomeus de las Casas, maar was niet juist Max Havelaar deel van het Nederlandse kolonialisme? En eiste - en kreeg - De las Casas niet een eigen territorium in Guatemala om de indianen te koloniseren volgens de regels van de Kerk? De betogen van deze zogenaamde beschermers van de indianen vind ik doorgaans ergerlijk. De indianen worden als nobele wilden romantischer en exotischer beschreven dan nodig is. De westerling neemt een (neo)koloniale houding aan in zijn kennelijke behoefte om binnen een uitheems spiegelbeeld, vol mythologie en mysterieuze magie, de opvatting te huldigen dat de indiaan niet als 'volwassene' in het leven zou staan en als een soort kind zijn hulp behoeft.

Deze strijd om de geest van de indiaan is al meer dan vijfhonderd jaar aan de gang. De stem van de indiaan zelf klinkt daarin nauwelijks zelfstandig door. Curieus genoeg geloof ik dat juist Chagnon, ondanks zijn dolle aanpak en betwistbare conclusies, in de eerste helft van zijn boek aardig in de buurt is gekomen van een acceptabele representatie. Zijn Yanamamö zijn allesbehalve nobele wilden, maar levende mensen. In Tierney's werk daarentegen is nauwelijks een Yanomamö aanwezig, er zijn slechts karikaturen.

Arij Ouweneel is verbonden aan het Interuniversitair Centrum voor Studie en Documentatie van Latijns Amerika te Amsterdam en is bijzonder hoogleraar Antropologie en Etnohistorie van de Indiaanse Volken aan de Universiteit Utrecht.